maandag 22 oktober 2012

De soepele maatregelen van tijdelijke verhuur verdwijnen.

In 2009 heeft de Staatssecretaris van Financiën een aantal maatregelen genomen om belastingplichtigen die in de problemen kwamen door de stagnerende huizenmarkt te helpen. Een aantal van deze maatregelen zal eind van dit jaar niet langer van kracht zijn. Per 1 januari hebben we natuurlijk sowieso te maken met een nieuw fiscaal regime ten aanzien van de aftrekbare kosten bij de aankoop en financiering van de eigen woning. Maar het aflopen van deze tijdelijke maatregelen kan ook met terugwerkende kracht nog gevolgen hebben.

Wat bedoelen we? We hebben te maken met een stagnerende woningmarkt. Dat heeft al een aantal jaren tot gevolg dat het verkopen van de woning niet eenvoudig is. Dat betekent ook dat de belastingplichtigen die een nieuwe woning hebben gekocht en hun oude woning niet kwijt raken met dubbele lasten te maken hebben. Het verhuren van de oude woning geeft dan financieel wat ruimte, maar heeft ook fiscale en daardoor financiële gevolgen.

De geldlening voor de aankoop voor de eigen woning vormt een aftrekpost in box 1, zolang de woning (fiscaal) aangemerkt wordt als “eigen woning”. Artikel 3.111 van de wet op de inkomstenbelasting geeft uitleg aan dit begrip. Een woning is nog een periode van het lopende kalenderjaar plus 3 (vanaf 2013 weer 2) jaar een eigen woning, als deze eerst hoofdverblijf is en vervolgens leeg in de verkoop staat[1]. Als de woning wordt verhuurd voldoet deze dus niet langer aan de definitie eigen woning. De woning verhuist dan naar box 3, de schuld die hierop rust verhuist mee. Dat heeft tot gevolg dat de rente van de geldlening niet langer aftrekbaar is van het inkomen in box 1. Deze verhuizing naar box 3 wordt aangemerkt als een fictieve vervreemding in het kader van de bijleenregeling. Dat betekent dat een eigenwoningreserve wordt gerealiseerd (voor zover er sprake is van overwaarde).

Voor de belastingplichtige die inmiddels in een andere koopwoning woont, heeft dit dan ook gevolgen voor de geldlening die daar op rust. Namelijk dat een deel van deze geldlening (gerealiseerde EWR) niet langer een eigenwoningschuld is. In het kader van de crisis op de woningmarkt is er een maatregel ingevoerd die deze financiële consequenties enigszins verzacht. In art.3.111.2, de tweede volzin, is opgenomen dat als er sprake is van een tijdelijke verhuur situatie de eigenwoningreserve nog niet hoeft te worden meegenomen in de aftrekbaarheid van de woningfinanciering van het nieuwe huis.

Voorbeeld
Piet koopt in januari 2009 een nieuwe woning € 250.000, zijn huidige woning zet hij in de verkoop voor € 195.000. Hij financiert de nieuwe woning volledig, de EWS op de oude woning bedraagt € 120.000. In mei 2009 verhuist hij naar de nieuwe woning. In 2009 zijn beide woning (fiscaal) een eigen woning. Dus de rente over beide leningen is aftrekbaar in box 1.

De verkoop wil niet vlotten, na een jaar van dubbele lasten krijgt Piet de mogelijkheid zijn woning “tijdelijk” te verhuren. Na overleg met de geldverstrekker wordt de woning op basis van de Leegstandwet verhuurt per mei 2010. Vanaf dat moment vormt de oude woning niet langer een EW, deze verhuist naar box 3. De lening ad € 120.000 verhuist mee naar box 3. In principe realiseert Piet een EWR van € 75.000, maar door de crisismaatregel blijft de rente van de lening op de nieuwe woning volledig aftrekbaar.

Het is nog steeds een probleem om de woning te verkopen, we zijn inmiddels in oktober 2012 beland. Wat gebeurt er als de woning ultimo 2012 nog steeds niet is verkocht en nog steeds “tijdelijk” wordt verhuurd?

Dan moeten we de wettekst er nogmaals goed op nalezen. In artikel 3.111.-2 spreekt de wetgever over de situatie waarin de woning opnieuw leeg in de verkoop terugverhuist naar box 1. Alleen dan is er geen sprake van een gerealiseerde EWR die de aftrekbaarheid van de geldlening voor het nieuwe huis beïnvloedt.

Met andere woorden, als er geen sprake is van tijdelijke verhuur, maar van definitieve verhuur, dan verhuist de oude woning direct naar box 3 en dan heeft dit ook per dezelfde datum gevolgen voor de aftrekbaarheid van de geldlening voor de nieuwe woning.

Terug naar Piet uit ons voorbeeld. Indien per 31-12-2012 zijn oude woning nog steeds wordt verhuurd, dan is er fiscaal “nooit” sprake geweest van tijdelijke verhuur. Dan beperkt dit de renteaftrek over zijn nieuwe woning vanaf mei 2010. Dat betekent daardoor dat een herziening op de aangifte IB van 2010 en 2011 zal plaatsvinden, waarbij de hoogte van de EWS wordt gecorrigeerd. Hierbij moet u zich realiseren dat de hoogte van de EWR wordt gebaseerd op de waarde van de woning in 2010. Er volgen nieuwe aanslagen met een naheffing (inclusief verzuimboete?!). Zijn besteedbaar inkomen van 2012 zal lager uitpakken, daar ook hier dit deel van de geldlening geen EWS is. Ook in 2012 is de aftrekbare rente lager. Dit kan vervelende gevolgen hebben voor cliënten die gebruikmaken van een voorlopige teruggaaf voor de inkomstenbelasting!


Auteur:
Conny Weber, Afdeling Learning & Development, Dukers & Baelemans

Geen opmerkingen:

Een reactie posten